Ik haat normaal. Ik haat normale mensen. Ik haat oppervlakkige mensen. Ik haat basic shirtjes en witte iPhones. Ik haat loungemuziek, vooral door het hele huis. Van die niets-aan-de-hand-muziek, maar er is altijd iets aan de hand. Ik haat overdreven bescheidenheid in sociale situaties. Ik haat de top 40 als muzieksmaak. Ik haat onpersoonlijke interieurs. Ik haat het gebruik van overbodige Engelse benamingen. Ik haat het begrip ‘naar de gym’ en ik haat ‘don’t worry’. Ik haat mensen die geen interesse in anderen tonen. Want wat is er moeilijk aan ‘en jij?’ Ik haat mensen zonder karakter. Ik haat dat iedereen denkt dat vrienden hebben iets vanzelfsprekends is. Ik haat onbegrip voor depressie. Ik haat de Netflix verslaving van zowat iedereen. Ik haat mensen zonder eigen kledingstijl. Ik haat mensen die denken dat ze wat voorstellen met hun plastic. Ik haat mensen die altijd opgeven. Ik haat mensen die denken dat ze het zwaar hebben als ze het niet zwaar hebben. Ik haat knappe mensen die te goed doorhebben hoe knap ze zijn. Ik haat gender stigma’s rond kleding. Ik haat stilte als je ook gewoon kunt zingen. Ik haat het als ik niet mezelf kan zijn. Ik haat doorsnee. Ik haat normaal.